Rond het jaar 1000 was er nog weinig economie te bespeuren: Sittard was een dorpje met enkele huizen en vermoedelijk een kerkje. De mensen leefden van landbouw en er zal op kleine schaal ruilhandel hebben plaatsgevonden. In 1299 is de situatie al sterk veranderd. In 1243 zijn stadsrechten verleend en wordt er al een wekelijkse markt gehouden waardoor Sittard een centrumfunctie voor de regio kreeg. Het belang van het stadje wordt duidelijk als in het jaar 1299 het kapittel wordt gesticht. Het kapittel had natuurlijk inkomsten zodat er een tiendschuur nodig was. Voor het kapittel werd een financi?le basis gecre?erd door het inlijven van de inkomsten van de kerken van Munstergeleen, S?sterseel, Merkelbeek, Guttecoven, Broeksittard, Wehr en Sittard zelf. In de kerk bevonden zich diverse altaren, bediend door aan het kapittel verbonden rectoren, die in de aan bet kapittel ondergeschikte parochies de zielzorg uitoefenden. Al in de 14e eeuw is er sprake van de Oude Markt naast de (huidige) Markt. In de 16e eeuw moest de Sittardse donderdagmarkt een stapelmarkt worden voor de Gulikse ambten Born en Millen. Dit betekende dat alle goederen op de Sittardse markt moesten worden aangeboden. In 1677 leidt ook het kapittel ernstige schade door de Franse verwoestingen. Dit is echter nog niets vergeleken met wat het kapittel te wachten staat in 1802: opheffing! Na die opheffing verandert het karakter van het gebied richting onderwijs. De tiendschuur wordt opslagplaats en smederij en uiteindelijk verrijzen er appartementen.