De opbrengsten van de tienden moesten natuurlijk worden opgeslagen. De tienden van het Sittardse kapittel werden bewaard in de eigen tiendschuur, nog steeds gelegen aan het Kloosterplein. Met een weinig fantasie kan men zich nog voorstellen, hoe deze er vroeger voor de verbouwing tot appartementen heeft uitgezien, met zijn massieve hoge dak, waaronder zich de enorme voorraadzolders bevonden. (afbeelding: 3D modellen van de voormalige tiendschuur van het kapittel aan het kloosterplein gelegen, situaties voor 1840, 1840-1952, 2003 resp.)
De tiendschuur van de hertog heeft slechts ongeveer 50 jaar bestaan. Het aardige is dat we precies weten van wanneer tot wanneer. (foto: de voormalige tiendschuur van het kapittel aan het kloosterplein gelegen in 2002. collectie stadsarchief Sittard-Geleen)
Gebouwd werd de tiendschuur in Overhoven en wel in het jaar 1598. We zijn daarover vrij goed ingelicht via de ambtsrekening van het ambt Born uit dat jaar met de bijlagen daarbij. Blijkbaar werd de schuur gebouwd op verzoek van de pachters. Dat waren toen Lenhardten Schuisters, Peter en Jaeck Brenders en G?rten uff Windtrak. De ambtman van Born, Adam von Gymnich, had daartoe een verzoek gericht aan de kanselarij van de hertog te D?sseldorf, waarop hij uitvoerig antwoord kreeg, gedateerd 16 juli 1598.
De schuur moest te Overhoven worden gebouwd op twee ledige Platzgen die verpacht waren voor 6 malder haver per jaar. Het materiaal voor de schuur mocht worden aangeschaft en de schuur mocht op kosten van de hertog worden gebouwd. De pachters dienden voor onderhoud van het dak voortaan 200 Bauschen per jaar betalen en verder waren zij verantwoordelijk voor alle eventuele schade die door hun schuld zou optreden. Mocht de schuur door oorzaken als oorlogsgeweld afbranden of schade lijden dan zou de hertog het materiaal voor de wederopbouw betalen maar moesten de pachters voor de eigenlijke bouw zorgen. Ook moest er aan de schuur een kleine aanbouw (Ahnhangh) komen. Daarin werd een zolder (Soeller) gemaakt waarop men de aussgedroschenen Fr?chten schudden, und ver-schliessen m?gen. Voor deze extra ruimte moesten de pachters nog eens 100 Bauschen per jaar opbrengen voor onderhoud van het dakwerk, plus 1 par per jaar extra, wat de totale pacht bracht op 49 par en 300 Bauschen.
Vanaf dat jaar vinden we in elke ambtsrekening in het kort dit gegeven terug, bijvoorbeeld in de rekening over 1609/10: Item der Banellzehndt, so im vergangenen 97 bis 98 Jahr 38 Par gethan, ist durch Lenhardten Schuisters, Peteren, und Jaeck Brenders, sampt G?rtgen ufft Wijndtracken, der nunmehr abgestanden, und die andern 3 continuieren lassen (:dieweill ihnnen ein Zehndtschewr zu Overhoven erbawt, auch ihnnen ein Soeller in dem Ahnhangh gemacht, daselbst sie die aussgedroschene Fr?chten schudden, und verschliessen m?gen:) 12 Jahrlangh Jahrs neben 300 Bauschen, zu Underhaltungh des Dachwercks zulieberen, vor 49 Par halb Roggen halb Haber, inhalt des Bevelhs bei der Rechnungh 98 bis 99 eingeliebert, ahngenhomen facit 49 Malder, unnd ist das letste Jahr. Dit blijft zo (alleen met andere pachters en andere bedragen) tot en met de rekening over 1647/48. In het jaar daarna staat dezelfde tekst opnieuw, maar nu is er een extra regel aan toegevoegd, namelijk: ... welche beij diesem Kriegs abgebrant. En voortaan blijft dit zinnetje erin opgenomen. Blijkbaar is daarna de schuur nooit meer opgebouwd, want later is er helemaal geen sprake meer van een tiendschuur van de hertog. Deze heeft dus net 50 jaar bestaan. Waarom de schuur niet meer werd opgebouwd (wilde de hertog de materialen toch niet leveren?), wordt wellicht nog ooit ontdekt: de rekeningen zijn pas summier onderzocht. Dat de schuur te Overhoven lag is logisch gezien het feit, dat de landerijen waarover de hertog tiendheffer was aan die kant van de stad lagen.
Niet alleen het Sittardse kapittel, maar ook dat van Aken had ooit zijn eigen tiendschuur binnen de Sittardse stadsmuren. Daar werd de opbrengst van hun tienden opgeslagen alvorens naar Aken te worden vervoerd of te worden verkocht. Deze tiendschuur werd waarschijnlijk ook gebruikt voor tijdelijke opslag van de pacht in natura van enkele andere bezittingen van het Akense kapittel in de buurt, zoals de hoeven te Haagsittard, Krawinkel en Bingelrade. De pachters van Haagsittard hadden als onderdeel van hun pacht gedurende een lange periode de verplichting om extra vrachten te vervoeren van Sittard naar Aken; waarschijnlijk ging het daarbij onder andere om de opbrengsten van de Sittardse tienden. Ook vinden we in de Akense rekeningen regelmatig mededelingen over het vervoer van Sittard naar Aken, bijvoorbeeld in juni 1493, als er sprake is van de boeren van Nutt, Crawinkel en Bingelrade, die het graan van Sittard naar Aken hebben gebracht.
Het is ook bekend waar de tiendschuur ongeveer gelegen heeft, namelijk in de Misboekstraat. Ze was dus gunstig gelegen vlak bij de Limbrichterpoort aan die kant van de stad waar de Akense tienden gelegen waren, zodat men zo weinig mogelijk met volle wagens door de straten hoefde te rijden.
Sinds wanneer deze tiendschuur bestond, weten we niet; de schuur wordt maar sporadisch vermeld in de archieven. De Akense rekening over 1493/94 geeft de eerste duidelijke mededelingen:
In 1586 kocht het kapittel voor 84 gulden, 10 brabantse stuivers en 4 vat rogge nog een "Mo?hoff oder Hoffstat" (verderop "Platz" genoemd), groot 5 roeden. Deze was gelegen in de Me?bacher Strassen, met een zijde aan Johan Scharss huis en hof, de andere zijde en een hoofd aan de vaart naast de tiendschuur van het Akens kapittel, en met het andere hoofd aan de straat grenzend. Mogelijk geschiedde dit ter uitbreiding of voor de betere bereikbaarheid van de tiendschuur.
Een gat in het dak werd hersteld in 1603. Reparaties werden er aan de tiendschuur verricht in 1609, waarbij o.a. een gat in de muur werd gerepareerd. In 1614 had de schuur schade opgelopen "durch das gro?es Wasser", waarvoor de pachter 2 par vergoeding kreeg. Ook in 1616 was er schade door hoog water, waarbij "dieselbe mit Wasser gestanden", waarvoor 3 malder rogge van de pacht worden afgetrokken , evenals in 1615. De Akense rekening over 1622 geeft: Sittardtt anno 1624 (sic!) den Pechteren van Sittardt wegen Schadens welche sie an der Scheuren gelitten im Jhar 1621 zehen Staten Thaler jeder ad 6 Gulden facit 360 Mark unnd f?nff Reider quolibet ad 28 Mark facit 160 Mark. In de jaren 1635 en 1636 waren weer reparaties nodig aan de tienschuur voor respectievelijk 3 gulden en 18 stuivers en 62 gulden en 15? stuiver. Deze reparaties waren blijkbaar niet voldoende: op 19 juni 1637 zegt de heer Goltstein bij diens visitatie: Der Zehen Schewren Tag, wie auch da? Th?r, m??e ihns k?nfftigh reparirt und gebe?ert werden. Aan het begin van de 18e eeuw moet de schuur afgebroken zijn. Het Lager-Hebebuch uit 1717 vermeldt: "Gerardten Kleinen Wittib von ihr Hausplatz so nuhmehr ein Mussgarten ist in der Messbuchstraessen ein Seith Capitull von Aachen abgebrochener Zehendtschewren".
Uit de Akense rekeningen is dikwijls niet precies op te maken, tot wanneer er te Sittard werd opgeslagen: er is vaak sprake van levering "auff ein Hochw?rdiges Capituls Speicher" maar daarbij is niet vermeld of die schuur te Sittard dan wel te Aken lag.
Nergens vinden we berichten over een tiendschuur van de heren van Leerodt in onze stad. Deze is er waarschijnlijk ook nooit geweest. Immers de heren van Leerodt woonden relatief dichtbij op het kasteel Leerodt ten noorden van Geilenkirchen, en later zelfs op het kasteel te Born. Hun pachters zullen dus de opbrengsten wel rechtstreeks bij de Leerodts aan huis hebben moeten afleveren.