Dat het Sittardse kapittel trots was op de eigen muziekcultuur moge blijken uit een verslag van een jezu?etenmissie in het jaar 1693. De Keulse verslaggever noteerde: Sittardiae profecto ... vulgari solennitate non fuit contentum venerabile capitulum. Musica insigni missionis indulgentias condire placuit: Te Sittard stelde het eerwaarde kapittel zich geenszins tevreden met een volkse plechtigheid. Het besloot de genadegaven van de missie te larderen met opvallende muziek.
Werden aanvankelijk de koorgebeden en missen vooral opgeluisterd door choralen en psalmodianten (psalmvoorzangers), nadien - zeker vanaf de zestiende eeuw - werd daaraan ook instrumentale ondersteuning met orgel en strijkinstrumenten toegevoegd.
Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1677, Kerk en Geloof.