In 1299 werd in Sittard een kapittel gesticht en daarmee ontstond ook een kapittelschool. Het was een Latijnse school, een vroege voorloper van het gymnasium. Ze was waarschijnlijk gehuisvest in het altaarhuis ?St.-Eligius?, op de hoek van het Kerkplein (vroeger Kerkhof genoemd) en de Kapittelstraat. De inkomsten van het Eligiusaltaar waren bestemd voor de Latijnse school. De concilies van Lateranen in 1179 en 1215 kenden een belangrijke rol toe aan onderwijs en vorming bij de opleiding van priesters, waarna op veel plaatsen kapittelscholen werden gesticht.
De ?scholaster? droeg de verantwoordelijkheid voor het onderwijs. De oudst bekende Sittardse scholaster is Johan van Boechoven die in 1312 vermeld wordt. De scholaster werd door een ondermeester bijgestaan. De leerlingen kregen een morele en intellectuele vorming die voorbereidde op het priesterschap of op wereldlijke hoge ambten. Een contract stammend uit 1359 geeft aan dat de school aan het Kerkhof lag. Uit de kapittelscholen zijn de latere Latijnse scholen ontstaan. Enkele rectoren zijn geweest Hendrik Pijpken uit Echt (1360), Angelus Meiers, Johan Krekelmans (rond 1600), Johan Isenbrocher (benoemd 1628). Cornelis Nelissen werd in 1678 benoemd vlak na de grote stadsbrand van 1677 die de school grotendeels verwoestte.
In de gevel van de St.-Petrusschool aan het Kloosterplein bevindt zich de gevelsteen uit de woning van scholaster Herman Clerckx die op deze plaats heeft gestaan. De steen bevat een chronogram met het bouwjaar 1680 als jaartal: "herMannVs CLerCkX sCoLastICVs CapItVLI In sIttart." De stadsmagistraten hebben geprobeerd invloed te krijgen op het schoolbeleid. In 1574 kwamen beide partijen overeen dat de rector door kapittel en stadsbestuur samen zou worden aangesteld en ook door beide betaald. Ook de door de rector aangestelde ondermeester zou door beide betaald worden.
Andere verhalen over dit onderwerp:Onderwijs.