In het LHB (= Lagerhebebuch) 1717 en LB (lagerbuch) 1793 komen we dit gedeelte van de stad niet of nauwelijks tegen, aangezien het immuniteitsgebied betrof, waar het kapittel de baas was. De verhouding stad en claustrale territorium was aanleiding voor een hooglopende ruzie in 1696. Op het Klooster woonden de kanunniken in royale huizen. Ook lag hier de tiendschuur, welke een enkele keer opduikt in onze archivalia. Duidelijk is wel dat de stedelijke opnemers van de diverse belastingen dit gebied niet behoeven te betreden, wat de reconstructie van de gevolgde route extra moeilijk maakt. In de Franse tijd, als het plein weer wordt aangeduid met "Clo?tre", zien we slechts een geringe bewoning daar ter plaatse van slechts zeventien personen. Dit duidt op een klein aantal panden, want van deze zeventien personen zijn er vier personeelsleden, twee kanunniken en een deken. Bovendien woont er de "assesseur" Ferdinand Hochstenbach met vrouw en dochter. Van het tegenwoordige pastoriegebouw werd in 1710 de eerste steen gelegd (SHG. p.199) De oude pastorie was iets zuidelijker in de oostwand van het Kloosterplein gelegen. Dat verklaart ook dat in de diverse kapittelpachtboeken bij het huis "den Dohm" gezegd wordt dat het "gegen die Pastorij ?ber"(H63-39-1703/1708) ligt. Het hoekhuis Kloosterplein-Oude Markt is schijnbaar een grensgeval geweest. Dit pand "der neue Thumb"geheten wordt in 1781 qua ligging aangeduid als een huis liggend op de immuniteit. In 1710 is het echter door kannunik Claessens gekocht.(H65-32-1710) van raadsverwant Soutzen. Van een ander pand,ook liggend op de immuniteit en eigendom van de graaf van Leerodt en van te voren van Frans Michael Maes, wordt geschreven dat het eigendom wordt van kannunik Johan Kamps.
Andere verhalen over dit onderwerp:geen.