Een begrafeniskwestie

Op 29 juli, was kanunnik Renerus Raimundus Hamers overleden. Rond zijn begrafenis laaide een ouder conflict tussen zijn moeder en het kapittel weer op. Vier jaren eerder, in 1701, was namelijk een broer van kanunnik Hamers, Johan Jacob, die kanunnik was geweest van het St.-Gangolfkapittel van Heinsberg, overleden en in de Sittardse kerk begraven op de plaats van Behr van Lahr <5>. Het kapittel had echter moeilijkheden rond deze begraving gemaakt en ge?ist dat de moeder binnen veertien dagen haar rechten op deze grafplaats zou aantonen. De zaak was echter nooit afgehandeld en nu werd de wens geuit de Sittardse kanunnik Hamers in hetzelfde graf te begraven. Men stond dit toe, op voorwaarde dat moeder Hamers binnen een maand haar rechten aantoonde. Op 4 november waren de grafkosten voor kanunnik Hamers echter nog steeds niet betaald en dreigde men met confiscatie van de inkomsten in natura van het annus gratiae; deze inkomsten werden doorgaans een vol jaar na de dood van een kanunnik door de erfgenamen genoten. Blijkbaar speelde ook op 20 november het probleem nog. Op deze dag weigerden de deken en de cantor namelijk akten voor de weduwe Hamers te zegelen. Helaas zwijgen de protocollen over de verdere afloop en weten wij niet of de moeilijkheden weer de kop opstaken, toen in 1712 de derde kanunnik van het gezin Hamers ten grave gedragen werd.


Volgende: Onderwijs aan de Latijnse school in de 16e en 17e eeuw
Vorige: Orgelspel, organisten en orgeltrappers
Overzicht: Periode 1677

Andere verhalen over dit onderwerp:St.-Petruskerk, Kerk en Geloof.