De kerkklokken in de zeventiende eeuw
In een akte van verkoop van een jaarrente uit 1644 door het stadsbestuur ter grootte van 20 gulden en 7 3/4 stuiver aan Heinrich Ehwis en Janis Leonardts, voogden van Conrad Schoenmaeckers, voor een totale som van 326 gulden en 4 stuiver komt het doel van deze akte voor, namelijk het langs deze weg bekostigen en het hergieten van twee gebarsten stadsklokken en de aankoop van een derde. Of hiermee de gemeenteklok en de tiendklok bedoeld zijn is niet bekend. Dat de klokken een blijvende zorg waren blijkt ook uit de stadsrekening van 1659-1660, toen wederom gerepareerd moest worden. De grootste kerkklok, die toen in de toren hing, was naar beneden gevallen, dwars door het gewelf heen. Of dit de grote klok is geweest, is niet zeker omdat er sprake is van die groste Schell. Hiermee kan ook een kleinere luidklok zijn bedoeld. Schijnbaar is de klok onbeschadigd gebleven, want ze werd weer gewoon opgehangen door meester Henrich Henrichs, daarbij geassisteerd door meester Severin Mewisen. Meester Classen Francot tekende voor de reparatie van de gaten in het gewelf. Hiervoor was ein tob kaliks nodig. In hetzelfde jaar kreeg het stadhuis op de markt een klokkenspel. Schijnbaar kon tijdens deze operatie de tijd niet aangegeven worden op het stadhuis en moest men uitwijken naar de toren van de St.Petruskerk. Men had lonten nodig, die te Maaseik aangekocht werden. De 506 pond lonten werden per boot naar Grevenbicht gebracht en dan over de weg naar Sittard vervoerd. Ook was nog "sackbandts" nodig, brandbaar materiaal, om op deze wijze het uurwerk te kunnen verlichten in de hoge toren.Hoe de toren en vooral de spits van deze kerk tot 1677 hebben uitgezien is niet meer te achterhalen. De grote brand van 1677 verwoestte de eerste spits. In 1684 werd de tweede, barokke, spits, een schepping van meester Wynandts, gerealiseerd.
Volgende: Torenreparaties in 1628 en 1637
Vorige: De toren in de Franse tijd
Overzicht: St.-Petruskerk
Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1677.