De parochiekerk van Sittard heeft altijd de status van hele kerk gehad. Na 1299, toen de parochiekerk de kwalificatie collegiaal, werden diverse altaren gesticht, waarvoor het kapittel de verantwoording droeg. De kerken van Broeksittard en Wehr waren appendices (hulpkapellen) van de Sittardse parochiekerk. De kerk van Sittard onderging in 1299 hetzelfde lot als die van Munstergeleen en S?sterseel. In de stichtingsoorkonde van het kapittel is sprake van incorporatie. De inkomsten van de kerk, die meer dan 50 mud rogge en haver en 30 mark per jaar bedroegen, kwamen aan het kapittel, dat weer aan de pastoor een inkomen moest verschaffen. Het kapittel werd niet pastor primitivus en derhalve is ook hier sprake van een incorporatio minus plena. Vermoedelijk waren in de 50 mud rogge en haver ook de tienden begrepen, ofschoon dit niet expliciet vermeld is. Deze tienden werden echter niet door Walram van Valkenburg, als heer van Sittard, geschonken maar in leen gegeven. Tot de Franse Tijd vormden ze een groot leen van de mankamer van Born. De heer van Sittard en Born, later de hertog van Gulik, bleef zich dan ook als patronus van de kerk zien . Het presentatierecht kreeg het kapittel, ofschoon in de tweede helft van de vijftiende eeuw en het begin van de zestiende eeuw ook de Gulikse hertog aanspraak hierop maakte.
Overigens was tegen het einde van de veertiende eeuw het groot Borns leen van de Sittardse tienden overgegaan op anderen (zie het artikel over de tienden). Het kapittel behield afzonderlijke tienden, ongetwijfeld de oorspronkelijke pastoorstienden, met als verplichting: de zorg voor een klok en het priesterkoor . Dit priesterkoor was, zoals dit gebruikelijk was bij collegiale kerken, van het schip gescheiden door een doxaal en gereserveerd voor de kanunniken.
Volgende: Genealogische gegevens
Vorige: Verhoudingen tussen kapittel en parochies
Overzicht: Kerk en Geloof
Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1299, St.-Petruskerk.