De geschiedenis van de stad Sittard en de bouwgeschiedenis van het (latere) Kapittelgebied beginnen op dezelfde plek: de ?motte? (kunstmatige ophoging) waar de heer van Sittard een verdedigbare woning op liet bouwen. Op deze motte is in de 17e eeuw het ?Huis op de Berg? gebouwd en in dit herenhuis hebben later de Ursulinen hun intrek genomen. De ophoging is nog te zien aan het verhoogde pleintje voor dit klooster aan de Oude Markt.
De weinig comfortabele woontoren van de heer en zijn familie was waarschijnlijk van hout en omringd door een gracht en een palissade. Direct naast de motte met de woontoren lag de voorburcht met de schuren en de stallen, ook omringd door een palissade en een gracht. Voor de voorburcht bevond zich de eigenlijke nederzetting, bestaande uit een kerkje en een aantal huisjes van onderhorigen.
Rond het jaar 1000 zullen de huisjes, de schuren en de stallen wel in vakwerk zijn gebouwd en met stro of riet gedekt. Alleen het kerkje was opgetrokken met Maas- of veldkeien en met stenen van afgebroken Romeinse gebouwen. Want waarom zou je duur bouwmateriaal ergens anders gaan halen als het in de buurt bij wijze van spreken voor het oprapen ligt? Kerkjes uit die tijd waren meestal zogenaamde zaalkerkjes: een eenvoudige vierkante ruimte, soms met een kleine uitbouw voor het altaar en heel soms met iets dat later uit zou groeien tot de toren.
Onder de Grote Kerk zijn stukken muur van dit vroegere zaalkerkje aangetroffen. Verder zijn op een aantal plaatsen rondom het Kloosterplein en de Grote Kerk woonsporen en restanten van de grachten en de palissades opgegraven. Aan de hand van deze vondsten en door vergelijking met situaties op andere plaatsen is het mogelijk een beeld te krijgen van de nederzetting in het jaar 1000. Een nederzetting die uit zou groeien tot het huidige Sittard.
Andere verhalen over dit onderwerp:Bouwhistorie.