De plunderingen door de troepen van de Franse Zonnekoning hadden ook rampzalige gevolgen voor de Sittardse St.-Petruskerk. Door de brandstichting was een derde deel van het gewelf vernield. Omdat men niet meteen tot herstel overging, stortte in 1682 nogmaals een derde in, waarbij het sacramentshuis en de koorafscheiding verwoest werden. Pas in 1703-1704 zouden de gewelven weer hersteld worden en was de kerk weer onder dak.
In de aan het rampjaar voorafgaande eeuw had het protestantisme in Sittard zijn intrede gedaan. Om de groei hiervan tegen te gaan hadden zich kloosterorden gevestigd, zoals de dominicanen, jezu?eten en dominicanessen. Ook de pastoors Agricola en Reuter waren felle bestrijders van het nieuwe geloof. In 1672 werd een regeling tussen de partijen getroffen, waarbij het protestantisme in Sittard erkend werd.
In het kapittel zelf was in 1660 een flinke ruzie tussen de kanunniken ontstaan naar aanleiding van de verkiezing van de nieuwe kapitteldeken. Een bijzondere gebeurtenis was in 1662 de komst naar Sittard van het gebeente van de martelaar Eugenius uit de vierde eeuw. Deze relieken waren afkomstig uit de Callixtuscatacombe in Rome. De Sittardse kapittelkerk was ook dikwijls de plek, waar de pastoors van het landdekenaat Susteren hun halfjaarlijkse bijeenkomsten hielden.
Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1677.