Het initiatief tot de stichting van een kapittel kon genomen worden door een geestelijke instantie, maar ook door wereldlijke machthebbers. In de twaalfde en de dertiende eeuw gingen invloedrijke leden van de regionale adel ertoe over het stichten van kapittels te stimuleren. Hiervoor had men niet alleen religieuze motieven. Een eigen kapittel zorgde voor prestige en het vormde door bezitsconcentratie een economisch bolwerk. Het verbod op het bezit van geestelijke eigendommen kon omzeild worden doordat men zich het voordrachtsrecht voor vacante prebenden reserveerde: het kapittel was formeel de bezitter, maar de wereldlijke heer bepaalde de personele bezetting van het instituut. Bovendien werd de culturele ontwikkeling van stad en streek op een hoger plan gebracht doordat een kapittel beeldende kunst, bouwkunst, zangkunst, muziek en onderwijs stimuleerde.
Andere verhalen over dit onderwerp:Kerk en Geloof.