Erfpachten als inkomstenbron

Erfpacht was een van de belangrijkste bronnen van inkomsten van het kapittel. Zoals het woord zelf al zegt gaat het hierbij om erfelijke verpachting (in tegenstelling tot verpachting voor een bepaalde periode): ooit was het betreffende goed (land, huis enz.) voor eeuwig in pacht gegeven door het kapittel aan een bepaalde persoon. De pacht ging steeds automatisch over op diens erfgenamen (en kon zelfs worden verkocht waarbij de erfpacht overging op de nieuwe gebruiker van het onroerend goed), en wel steeds (eeuwig) voor hetzelfde bedrag per jaar. Ook de Zinsen bleven altijd drukken op hetzelfde goed, los van het feit wie daarvan de gebruiker was. Omdat de erfpacht (bijna altijd) in natura moest worden betaald (in graan, raapzaad, kapoenen, hanen, was enz.) had de inflatie hierop niet zoveel vat; erfpacht in geld (hetgeen veel minder voorkwam) was wat dat betreft natuurlijk minder gunstig voor het kapittel.

Van de inkomsten in natura waren die in rogge verreweg het belangrijkst; rogge werd in de regio het meest verbouwd. Ongeveer een kwart ervan (namelijk telkens ca 125 malder) kwam uit erfpachten. In de tabel staan de namen van de pachters met daarachter de hoeveelheden te leveren rogge in malder, vat, kop en molter. Zij zijn gerangschikt in een aantal rubrieken naar plaatsnaam met vaste volgorde, namelijk: Sittard stad, Limbricht, Millen, Hillensberg, Leijenbroek, Einighausen, T?ddern, S?sterseel, Ophoven, Guttecoven, Stadbroek, Windraak, Voorstad, Born, Broeksittard, Munstergeleen, Overhoven, Buchten, Wehr


Volgende: Doodgaan en de rol van de kerk
Vorige: De rekeningen van de rentmeesters
Overzicht: Periode 1400

Andere verhalen over dit onderwerp:Tiendschuur.