In de voorafgaande anderhalve eeuw heeft de Grote Kerk geen ingrijpende verbouwingen meegemaakt. Waarschijnlijk zullen er binnen wel enige aanpassingen aan de smaak van de tijd hebben plaatsgevonden. In tegenstelling tot nu gebeurde dat vroeger zonder gevoelig te zijn voor de kwaliteit van het werk van eerdere generaties.
Omdat de kanunniken tot de rijkere bevolkingsgroep behoorden, zullen zij hun woningen ook wel aangepast hebben. In onze streken had zich vanaf 1500 namelijk een nieuwe bouwstijl ontwikkeld: de Maaslandse Renaissance. De woningen in deze stijl zijn te herkennen aan de combinatie van bakstenen gevels met hardstenen deur- en raamomlijstingen. In de eerste periode (tot ca. 1650) werden ook nog horizontale gevelbanden van mergel toegepast. Omdat men nog geen grote ruiten kon maken, werden de vensteropeningen door een hardstenen kruis verdeeld in kleinere ramen. De daken werden gedekt met pannen of met leien. Uit het oogpunt van brandgevaar waren deze woningen uiteraard een grote verbetering ten opzichte van de houten vakwerkhuizen met hun dakbedekking van riet of stro!
Toen kwam het jaar 1677, het rampjaar waarin een groot gedeelte van Sittard grondig werd vernield door de Fransen onder Zonnekoning Lodewijk XIV!
Er zijn aanwijzingen en verhalen dat ook koning Lodewijk XIV de bedoeling had om kerken en kloosters te sparen. Door overslaande vlammen is de torenspits toch in brand geraakt. En de neerstortende spits heeft in zijn val een gedeelte van het dak en de gewelven van de kerk meegesleurd. Ook de kapittelschool aan het Kerkplein is in rook opgegaan. Maar in hoeverre er kanunnikenhuizen in brand zijn geraakt of gestoken, is niet bekend.
Toen de Franse Sittard smeulend hadden achtergelaten, lag er in elk geval een heel karwei te wachten voor de bouwmeesters en bouwvakkers van die tijd. Maar er was een heel groot probleem: de geldkisten waren leeg!
Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1677.